Lieve Rims,
Wees niet boos, dat ik zo laat reageer, maar ik heb een verschrikkelijke dag en nacht achter de rug. Het veulentje van Hilda is overleden. Ik heb mijn kussen nat gehuild van verdriet. Eergisteren nacht is het geboren, maar niemand had me gewaarschuwd. De volgende morgen kwam Bob naar mijn huis om te vertellen dat het veulen was geboren en dat hij en Pepe de nageboorte en zo al hadden opgeruimd. Maar er was iets mis, zei hij, dus we moesten de dierenarts waarschuwen. Ik spoedde me naar de stal en daar stond hij: een prachtige donkerbruine knaap, wankelend op zijn vier lange benen. Wat een prachtexemplaar, die gaat net zo groot als zijn moeder worden, dacht ik meteen. Naast hem stond Pepe, die Hilda de laatste dagen in de gaten heeft gehouden en het veulen midden in de stal vond vanochtend vroeg. Het veulen drinkt niet, was zijn treurige boodschap en als er niet snel een dierenarts kwam, zou het overlijden. Om een lang verhaal kort te maken: drie dierenartsen gebeld omdat die van ons niet thuis gaf. Uiteindelijk had ik hem te pakken en hij zou zo spoedig mogelijk komen. Intussen werd het middag en wat we ook probeerden, Hilda trapte haar kind alle keren wild van zich af. En die veterenario kwam maar niet. Wat te doen? Don Carlo heeft beneden een fles met een chupa (van een baby zuigfles) gemaakt, alles doorgekookt en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Om 18.00 uur ’s avonds kon het al niet meer staan en heb ik hem op mijn schoot genomen. Ik probeerde het te laten drinken, maar het was al te veel afgezwakt. De hele avond heb ik het veulen warm gehouden, in de hoop dat die ‘Vet’ nog zou komen. Die grote bruine ogen, zo hulpeloos, ik zal ze nooit vergeten. Alle hoop zonk me in de schoenen, Rimsky werd opgevangen door Jan en Thomas, die hem ook te eten hebben gegeven.
Ziek van ellende had ik het inmiddels ijskoude diertje van me afgeschoven en ben naar het Steakhouse gegaan. Ze hebben me daar opgevangen maar je begrijpt, ik was ontroostbaar: eindelijk heb ik een veulentje en dan dit! Ik wist vervolgens niet waar ik het dode dier moest laten, dus heeft Bob in die harde steengrond achter de bananen een kuil gegraven, waar hij het vanmorgen heeft begraven. Ik weet niet waar hij ligt, ik ben doodmoe naar huis gegaan en in slaap gevallen. Rimsky ook, die begreep er gelukkig niet veel van, want ik probeerde hem er verre van te houden. Je weet hoe hij kan reageren als hij dieren ziet lijden.
En de dierenarts? Nou die kwam vanmiddag doodleuk aankakken en nog geen excuus kreeg ik uit die man. Je begrijpt dat we nu een andere zullen moeten zoeken. Ik ben zo boos op hem. De oorzaak was ontstoken uiers bij Hilda: hij heeft een zalfje en een kuur gegeven en that’s it. Ik ga mijn pas verworven Spaanse scheldwoorden hier niet spuien, beloof ik je.
Nou schat, nog een paar weken en je komt voor goed hierheen. Ik zal zorgen dat we een groter huis krijgen, want Casa Conesca kan niet meer. God, wat moest ik lachen toen je hier voor het eerst naar binnen ging: je zette je koffers midden in de kamer, ging op de stoel zitten en vroeg na een kwartiertje babbelen waarom we niet in de huiskamer gingen zitten. Nou, daar zaten we dus in. ”Verrek,” zei je, ”ik dacht dat dit het halletje was!” Lachen hoor, met jou.
Maar goed, ik vind wel een groter appartement vóór die tijd. Dat huis op de Calle Zamora kan ik zo betrekken, het kost alleen wel wat meer.
Als ik het goed begrepen heb, komen je vader en Martin naar ‘hun ’boot kijken? Hartstikke gaaf, dat ze komen, maar laat ik je zeggen dat ze er zich niet teveel van die plannen van John moeten voorstellen. John is een leuke kerel, maar echt vertrouwen doe ik hem niet. Elke keer als hij over die vergunning begint heeft hij een andere smoes. Steeds moet hij zogenaamd weer bijbetalen aan de advocaat en als ik zeg dat hij naar een ander moet gaan, dan mompelt ie maar wat. Als ik het er met Frank over heb, dan word ik ook niet veel wijzer: niet teveel op bouwen, dus, is mijn advies. Verder wil ik graag weten waar Martin en je vader gaan overnachten? Ronald kan misschien op de kamer van Rimsky (afhankelijk van wat ik vind) of gaat hij meteen bij John op de boot in Los Christianos.
Nogal wat vragen, he? Maar ik hoor het wel. We kunnen hierover beter bellen, dat communiceert makkelijker, nietwaar?
P.S. Jan wil Sevillano voor de koets spannen. Hij wil dat ik het paard leer om voor een kar te lopen en tegelijkertijd dat ik Jan leer hoe hij paard en wagen moet optuigen. Hij wil namelijk eventuele kopers er in meenemen voor een rondtoer over Quinta Roja, je weet wel die urbanisatie die trouwens erg mooi wordt, als soort promotietoer. Ik krijg nu al pijn in mijn buik van het lachen als ik er aan denk hoe dat moet met die struikelaar. Maar goed, het is zijn paard nu en ik heb hem gewaarschuwd!
Schat, laat me weten of ik nog iets kan doen met een hotel boeken etc. en als ik nog iets heb, bellen we gewoon. Oké?
Dikke kus van je zoontje en van mij.
Je verdrietige Josefina
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten