vrijdag 31 oktober 2008

Hoofdstuk 6: De overtocht

Op de boot
Je zal enorm in je rats hebben gezeten zo lang niets meer te hebben gehoord en gezien van mij. Sorry, maar als je onderstaand hebt gelezen zul je begrijpen waarom ik niet eerder heb geschreven.
Ik heb teveel meegemaakt om in een nutshell te vertellen hoe het me is vergaan met het transport van de paarden. Dus houd je vast.
Zaterdagmorgen zijn Paco en ik naar de haven gereden. De paarden stonden klaar en in de middag hebben we ze in een kooi om de beurt op het schip gekregen. Nu moet je je dat niet te simpel voorstellen, want elk paard schoot meters hoog de lucht in omdat ze via een hijskraan of hoogwerker – hoe noem je dat – op het dek moesten worden geplaatst, tussen de containers in. Alle paarden gingen goed, alleen Hilda vertikte het de kooi in te gaan. Die mannen zijn zo grof en ruw met paarden daar heb je geen voorstelling van. Ik stelde dus maar voor om haar zelf in de kooi te leiden en warempel: op zacht aandringen liep ze met me mee de kooi in en eenmaal de achterbenen neergezet te hebben, vloog ik met paard en al in die kooi over de kade. Levensgevaarlijk!!! Ze hadden niet even het fatsoen om te wachten tot ik eruit was. Maar we hebben het gered, anders zat ik hier niet te schrijven. Om een uur of drie stond alles erop en kreeg ik van Paco de puppy overhandigd op de boot. “Niet aan de kapitein laten zien, want die wil niet eens dat jij aan boord komt, laat staan nog een hondje erbij,” zei Paco. Ik heb hem trouwens Paquito gedoopt, kleine Paco dus. Ik stopte het schattige lichtbeige beestje onder mijn jasje, terwijl hij me een rondleiding gaf op het schip. Ga toch met het vliegtuig, drong hij nog aan, en toen ik beneden bij de enorme machinekamer mijn ‘slaapplaats’ zag, naast die van de machinisten, wist ik niet zo zeker meer of ik wel hier wilde blijven. Verschrikkelijk! Zoals ik zei was mijn slaapplaats een soort kast met een bed, waarop alleen zo’n enge bruine deken op een matras! Te goor om te beschrijven. Ik werd er misselijk van! Orders van de kapitein: een alleen reizende vrouw, werkend met paarden staat gelijk aan een puta en hoort bij het laagste personeel. Fijn!
Vertwijfeld liep ik naar boven (de slaapplaats was in het ruim) en we ontmoetten één van de officieren van het schip, die me vervolgens meteen de hut van zijn collega, de 2e stuurman, aanbood. Deze man had vrij en zijn hut werd tijdens deze vaart niet gebruikt. Een comfortabele kamer met zelfs een klerenkast waar ik meteen Paquito instopte omdat ie begon te blaffen. Ik maakte kennis met de verdere crew, behalve de kapitein, die ‘boven’ bleef en die ik de hele vaart niet heb gezien. Vreselijk aardige mensen, inclusief de jefe de maquina, die een duitse vrouw had en ook zou meevaren. Geweldig was dat, om een vrouw in de nabijheid te hebben, waarmee ik nog kon praten ook. Toen om 17.00 uur het vertreksein kwam, bij het afscheid was de zorgzame Paco toch een beetje opgelucht, stonden we op het dek toen de machines begonnen te draaien om het schip te keren in de Guadalqivir en gang te zetten richting zee. Ik weet niet wat er gebeurde, ik keek naar de manoeuvre en naar het water onder me en werd opeens doodziek! Ik kotste al mijn eten eruit, dat ik tussen de middag ten afscheid met Paco, zo heerlijk had genuttigd. Vreselijk, wat was ik ziek. Vol medelijden ontfermde mijn Duitse Gerda zich over mij met de mededeling dat ik wel een pil tegen zeeziekte kon krijgen, maar de medicijnkast niet eerder open mocht dan op zee. Ze heeft me naar bed gebracht waar ik in de wasbak mijn gal, nieren, mijn lever en darmen heb uitgekotst. In mijn wanhoop zag ik nog even gelegenheid om Paquito te bevrijden uit de kast om tot de ontdekking te komen dat hij het wasgoed van die 2e officier had ondergescheten. Niet goed voor mijn maag en ik was de wanhoop nabij: ze mochten me wat mij betreft kielhalen, dat zou ik niet erg gevonden hebben op dat moment.

Op zee
Ik had geen benul van dag of nacht. Ik rolde in mijn bed van links naar rechts en aan mijn misselijkheid scheen geen einde te komen. Paquito had intussen ook mijn sprei aan het voeteinde vol gescheten en de lucht in de hut werd ondraaglijk. Toen heb ik maar de stoute schoenen aangedaan en Gerda om een pil gevraagd en wat handdoeken om de boel schoon te maken. Maar ik was zo ziek, die pil hielp echt niet veel en toen Paquito vervolgens zijn buikgriepsmurrie in mijn open koffer had verspreid, dacht ik erover om hem overboord te gooien. En mijn paarden? Die werden tweemaal per dag verzorgd door de ‘containmaestro’ volgens Gerda dan, maar wanneer hij dat voor het laatst had gedaan? Het leek haar toch verstandig als ik er zelf eens ging kijken… Heb je wel eens een vol containerschip gezien? Daar heb je dus geen toegang verder, waardoor ik over de railing moest en schuifelend naar het midden van het schip, mij vasthoudend aan de touwen die rond die ijzeren containers waren gebonden om de boel bij elkaar te houden. Wat een zwarte, diepe zee onder me, ik scheet bagger als ik er naar keek, maar ik moest naar mijn paarden om poolshoogte te nemen. Eindelijk, daar stonden ze dan: op een ijzeren bodem met hier en daar wat stro: vier aan de ene kant van de containers en vier aan de andere kant. Pompidou, de hengst van Frank, hadden ze apart gezet.
Ik liep langs die lieve koppen en tevreden knabbelend vraten ze hun eigen vloerbedekking op. Op de terugweg klauterde ik over de containers en dat was minder eng. Ik zou vragen of ze de heenweg ook zo voor mij konden organiseren, en na veel gesputter stond er de volgende dag een grote ton, waarop ik de overstap kon maken op de containers. Het was een gedoe, maar niet mopperen: eigen keus.

Kerstmis heb ik niet bewust meegemaakt. Op kerstavond was de kajuit versierd met zilveren ballen, sterren, poppen, zelfs zilveren kerstbomen, tegen de wanden, op tafeltjes, zover je oog reikte, alles door Gerda gemaakt om een kerstsfeertje te creëren voor de bemanning. Ik had al een paar dagen niet gegeten en voelde me – hoewel zwak – goed genoeg om een beetje kerstavond te proeven op zijn Duits - Spaans. De kaarsen gingen aan, er werd muziek gemaakt en de fles cognac kwam op tafel. Flamencomuziek in zijn oervorm, waarbij de man van Gerda een meester bleek in het tapdansen en handklappen en Juan, de 1ste officier, die mij die kamer had geregeld, mij heeft geleerd hoe met de handen op de maat de klappen met hem. Hartstikke moeilijk maar toen ik het door had, enig, zonder rode handen te krijgen klonk het beter dan welk orkest dan ook. Dat ik kerstnacht weer over de railing hing, had meer met de drank te maken dan met mijn zeeziekte. De volgende dag kerstlunch: ik ging het proberen en had er voor het eerst zin in! Ik liep naar de eetzaal en zag de tafel gedekt met witlinnen en bij elk bordje – de crew bestond uit zo’n twaalf man – lag een sinaasappel. Ik ging aanzitten en volgde met mijn heupen de schommelingen van de boot, net zoals die sinaasappelen die van de ene naar de andere kant rolden. Ik probeerde er niet naar te kijken en gelukkig druppelden de ene na de andere binnen en werden handen geschud en kennis gemaakt. Obers kwamen binnen met bruine ovenschaaltjes met soep die er heerlijk uitzag. Ik wachtte beleefd om te beginnen, tot Gerda zei: toe maar, je zult wel honger hebben. Ik nam een of twee happen, toen ik zag dat niemand mij volgde met eten. “Lust niemand,” lachte ze, “want er zitten koeienlippen in!” Ongelovig wipte ik met mijn lepel de stukken vlees uit het kommetje en zag ze: witgrauwe stukken spekachtig vlees met lange haren erop. Ik ging over mijn nek en heb nadien niet meer gegeten.
Met de paarden ging alles goed, totdat Furiosa blijkbaar in de benen van de containmaestro had gebeten, toen hij ze wilde voeren. Hij deed het niet meer, vertelde Gerda, ging er niet meer naar toen en dus moest ik het verder doen. Tweemaal per dag eerst op de ton klimmen en vervolgens over de containers naar de paarden. Eenmaal was er paniek, want Hilda was gevallen en wilde niet meer overeind. Het schuim stond aan haar mond, en piepen, vreselijk! We zijn uren bezig geweest, eerst met doeken rond de hoeven – ze gleed met haar ijzers elke keer weer terug op die ijzeren bodem – en toen hebben een paar machinisten een soort hijskraan gecreëerd en haar met een mat onder de buik op haar benen gekregen. Hilda is een lastige zal ik je vertellen, want dat was niet het enige avontuurtje dat ik met haar heb gehad. Maar dat komt nog!

Santa Cruz de Tenerife
Eindelijk aangekomen vóór de haven van Santa Cruz, kwam douanepolitie langszij. We moesten allemaal de boot verlaten en mochten de haven niet in. We werden vervolgens met een coaster naar de kust gebracht per drie à vier man, meer gingen er niet op – en scheurden hotsend en botsend over de golven op het water. Zo hard ging het, ik moest me vastgrijpen aan de stang in het midden en het was echt kicken. Eenmaal aan land nodigde de crew me uit voor een heerlijk diner aan wal. Nog steeds had de kapitein zich niet laten zien, maar die had wel andere dingen aan zijn hoofd: hij bleek zijn schip de Santa Maria, veel te zwaar te hebben beladen, waardoor het te diep lag. De volgende dag mochten we aan wal en ’s avonds kwamen we in het donker aan en stond er een open vrachtwagentje klaar om de paarden naar Puerto de la Cruz te brengen. Nou ja, vrachtwagen is teveel gezegd: je kent ze wel, die veredelde bestelwagens met een open kar erachter. Bizar! Wat nu weer. Een voor een hebben ze de paarden op het schip een ‘broek ‘aangedaan en zo zie je je kapitaal in de lucht zweven, de benen uitgestoken opzij, de hals bengelen naar een kant en nog net zichtbaar het wit van de ogen van angst. Drie paarden gingen er op en we moesten anderhalf uur wachten, tot hij weer terugkwam. Dit ging dus door tot middennacht, en de laatste trip was weer met die moeilijke Hilda. Ik ben naast haar op de open kar gebleven en zo meegelift naar de stal.
We waren op vaste bodem en dat was het belangrijkste voor mij. Als we tijdens de rit geen politie zouden tegen komen en zij of wie dan ook mij rustig tussen mijn paardjes de vervaarlijke rit zouden laten uitzitten of staan, beter gezegd, dan kan ik verder de hele wereld aan. Dat mag wel even gezegd worden.
Wat me verder is overkomen bij de aankomst op de Plaza Toros, vertel ik je morgen weer. Gauw deze brief op de post, want anders duurt het nog langer voor je een berichtje van me krijgt.

Welterusten en dikke zoenen. Ik verlang erg naar de kleine en jou.

woensdag 29 oktober 2008

Hoofdstuk 5: Stal gekocht

Welnu Rims, ik heb goed nieuws. Ik heb acht paarden gekocht. Don Paco bracht me gisterenmiddag naar weet ik veel waar in de campo, ergens in het achterland van Malagá. Het landschap is beslist niet mooi, dorre vlakten die in de verte eindigen in een berglandschap. In elk geval stond daar een stal met acht paarden, die me stuk voor stuk geschikt leken. De ene meer dan de andere, maar dat houd je toch. Ze zijn goed gevoed, hebben droge enkels – ook hier aan elkaar vastgebonden aan een touw – zien er vriendelijk uit en volgens Paco zouden ze zeer geschikt zijn in het Teneriefse landschap. Ik moet natuurlijk wel een beetje op zijn mening af gaan. Hij had er wat zadels en hoofdstellen bij en ik heb, dacht ik, een goede deal gesloten. Hij vroeg zo’n fl. 2.000,- per paard, maar als ik de hele bups tegelijk kocht: fl. 13.000,- gulden. Ik heb er fl. 10.000,- van gemaakt, inclusief zadels en hoofdstellen, waarvan vijf nieuwe, en hij is uiteindelijk accoord gegaan. Deze stal had hij namelijk zelf van iemand gekocht, althans zo heb ik dat begrepen. Hij gaat nu informeren hoe de paarden naar Tenerife vervoerd moeten worden en prijzen opvragen.

Nou, dat is wat. Gisterenavond kwam Paco in gezelschap van onze Ingrid, de Duitse secretaresse (en vriendin) van Frank. Die had het beter gevonden dat zij bij onze besprekingen aanwezig zou zijn omdat zijn paard, een hengst die hij hier gekocht had, mee vervoerd moet worden naar Tenerife. Ingrid is een leuke meid, aardig en mooi, lang blond haar en ze spreekt zo te horen goed Spaans. Ze logeert bij mij op de kamer en hoe lang ze blijft hangt af van de verdere ontwikkelingen.

De ochtend daarna was Paco weer hier en deed de volgende voorstellen: vliegtuig zou fl. 8000,- gulden kosten alles bij elkaar en een schip zo’n fl. 4000,- gulden. Ik schrok ervan, zo duur! Hij bellen en bellen en ten slotte had hij een vrachtboot gevonden die de paarden zou willen vervoeren voor fl. 2000,- gulden totaal. Daar had ik wel oren naar, dus zijn we vandaag met z’n drieën naar Sevilla gereden om verder te informeren. Een prachtige route gereden van zo’n 500 km. over de bergen van de Sierra Nevada. Schitterende uitzichten, echt genieten geblazen, maar ik stierf van de kou. Meneer had namelijk de hele rit zijn raampje open staan aan zijn kant en ik zat achterin die kleine volkswagen op de sneeuwgrens van de immense bergen te blauwbekken. Hij vertikte het om hem dicht te doen, want hij had, om zo maar eens te zeggen, last van flatulentie, oftewel: hij zat constant poepjes te laten.
We zijn naar de haven aan de Guadalquivir gereden en bij een rederij heeft hij Ingrid en mij in een restaurantje gedropt. Alles lijkt goed te gaan, maar er is een moeilijkheid: het schip is een containerschip en de paarden mogen alleen in kooien tussen de containers staan. Dus moeten we op zoek naar kooien en dat gaat weer geld kosten. Morgen gaan we er op af. Op de terugweg zijn we nog naar zijn huis in Malagá gereden waar we hartelijk ontvangen werden door zijn vrouw. Een mooi huis, welke ze aan het uitbouwen zijn omdat zijn dochter gaat trouwen en daar komt wonen. Dat is normaal in Spanje. Terwijl de ouders werken kunnen opa en oma op de kleintjes passen. Afijn, morgen schrijf ik je weer en doe ik de brief op de post. Ga nu naar bed, want ik ben bek af.

Opwindende tijden

Ik heb Ingrid naar huis gestuurd! Ze had Frank gebeld over de gang van zaken en vertelde me dat ze zou blijven tot alles achter de rug was, en dan naar Santa Cruz zou terugvliegen. Ze is hier nu al een week en ik weet nog steeds niet waarom. Ze voegt niets toe, draagt niets bij en sinds ik gehoord heb dat ik haar verblijf moet betalen, heb ik haar gezegd dat daarvan absoluut geen sprake kan zijn. Ik heb niet gevraagd of ze wilde komen, Frank heeft haar zelf gestuurd. Ze duwde me nota bene de kosten van haar ticket onder mijn neus: of ik maar zo goed wilde zijn… Enfin, ik hoop dat die twee nu doorhebben, dat ze eerst maar moeten overleggen en dat ik me trouwens alleen heel goed weet te redden. Nu is ze boos, jammer dan.
Terzake. Paco en ik zijn op zoek gegaan naar verhuur van kooien. Man, als je ziet bij wat voor bedrijven ik sta om zaken te doen: om je rot te lachen. Maar huren is niet mogelijk, ik kan ze kopen en basta! Nou dat doe ik niet, kost me omgerekend 60,- gulden per kooi en dat doe ik niet. Wat moet ik ermee daarna? Paco overlegt nu met de containmaestro of de paarden niet zonder kooi een plaatsje op het schip kunnen krijgen. Ze hebben afgesproken, dat ze precies in het midden van het schip, tussen de containers komen te staan en hij, voor wat handgeld, ook voor de verzorging zal zorgen. Op de vraag met welke maatschappij ik wilde vliegen in verband met een ticket naar Santa Cruz, heb ik hem gezegd dat ik bij de paarden wilde blijven. Hij was verbijsterd en vond dat ik dat zeker niet moest doen. Toen ik hem probeerde duidelijk te maken dat het wel mijn werkkapitaal was dat op die boot stond, keek hij vertwijfeld. Zo mooi zei ik het niet hoor: ik maakte gebaren van geld verdienen en no, no avion, en hij begreep het!
Als het goed is varen we vrijdag naar Tenerife vanuit Sevilla. Hij belt zich suf, want het is bijna Kerstmis en dan zijn ook veel zeelui op vakantie en zijn er minder vaarten. SPANNEND!!!

Naar Sevilla

Nog even gauw een berichtje, want ik moet gaan pakken. Morgen vertrekken Don Paco en ik vroeg naar Sevilla, dit keer niet over de bergen hoop ik. Als het goed is komen we in de namiddag aan en word ik in een hotel gedropt. De volgende dag haalt ie me weer op om naar de haven te gaan. Dann geht's los, baby!
Gisteren allerlei papieren moeten tekenen en heb ik een voorschot betaald. Ook heb ik een verrassing: Paco had een nest jonge hondjes en neemt morgen een puppie voor me mee voor de kleine Rims. Niks tegen hem zeggen, hoor, want dat is een verrassing. Paco regelt verder alles met het vervoer van de paarden dus daar heb ik geen bemoeienis mee, gelukkig! Ik heb even genoeg van het handelen onder die minachtende blikken van die kerels hier. Negen paarden gaan naar de boot, inclusief de hengst van Frank. Ik heb ook de namen van de paarden, maar welke bij wie hoort weet ik nu even niet meer. Het zijn: Piropo, Sevillano, Sevillana (beide schimmels), Furiosa, Holandesa, Viuda, Juno en Hilda. Leuk he? Hilda is trouwens drachtig, dus hebben we er eigenlijk 9!
Nou lieverd, ik zal op de boot geen post kunnen sturen, maar zal voor zover mogelijk alle avonturen opschrijven. Niet wanhopen dus als je even niks hoort. Heel veel liefs aan iedereen en voor jou en de kleine dikke zoenen.

Fieke (oftewel Josefina, zoals ze me hier noemen!)

maandag 27 oktober 2008

Hoofdstuk 4: Fieke op zoek naar paarden

Zuid Spanje, december 1971

Zo, ik heb me min of meer genesteld op mijn hotelkamer. Het hotel is niet groot, maar mijn kamer is ruim en heeft ál het nodige: er staat een tweepersoons bed, grote kast voor mijn kleren, badkamer met bad en een bureau waaraan ik jou nu schrijf.
De hele reis ging voortvarend. Fijn dat je moeder op Schiphol was om afscheid te nemen. Om ongeveer half drie ben ik op de Airport van Malaga aangekomen, waar ik die commissionair van Frank zou ontmoeten. Bij de douane kreeg ik mijn eerste cultuurshock, toen ik al mijn tijdschriften uit Nederland moest afgeven, omdat er teveel bloot in stond. Zelfs de Panorama moest ik afgeven, nu vraag ik je… Maar niets kon me afschrikken, want daar was hij: nee, niet de man waarop ik wachtte, nog even niet, maar de Spaanse zon. Hij scheen in alle glorie en ik werd omarmd door een heerlijke zwoele wind.
Met mijn rode hoed op was ik natuurlijk geen onopvallende verschijning en ja hoor, daar kwam hij op me af: een kleine man, grijs haar, een jaar of zestig, en kromme neus: Francisco Cano Penalvo, de man die mij zou helpen om onze paarden te kopen in Andalucia. Hij stelde zich voor: zeg maar Paco, dat is de roepnaam voor Francisco. Hij zette mijn koffers in zijn Volkswagen Kever en voerde me door Malaga, een supergrote stad, zover ik dat kon zien, want hij scheurde door de straten en ik slingerde van links naar rechts. Intussen lispelde en brabbelde hij er op los en vroeg dingen, denk ik, maar ik verstond er geen barst van, hoor. Daar was geen woord Spaans bij, verzeker ik je, die Spaanse cursus ‘Vamos a Ver’, nou neem van mij aan: helemaal niks herkenbaars!

Enfin, we gingen de stad uit en reden langs de kust zonder dat ik een idee had, waar hij me naar toe zou brengen. Wie was de man eigenlijk? Kende Frank hem wel, of hij Frank? Voorzichtig vroeg ik hem ernaar en uit zijn antwoord kon ik toch wel opmaken dat het goed zat. We gingen door Torremolinos, weet je wel, dat Hollandse toeristenoord waar Pia Beck een pianobar heeft, echt een hartstikke leuk plaatsje, dat ik eens hoop te kunnen bezoeken. Er wordt daar verschrikkelijk veel gebouwd, ook verder langs die prachtige kustweg, waar we opeens bij een klein hotel indraaiden. Leuke entree met zo’n overkapping, weet je wel, een soort markies, ik weet niet hoe dat heet, en een zwembad naast de deur, aan de straatkant, helemaal groen, waar kennelijk nooit iemand in zwemt, dacht ik meteen. Afijn, Paco nam mijn koffers en bracht me naar de kamer en zei zoiets van: zo daar zijn we dan. Ik kreeg een hartverzakking: hij logeert toch hoop ik niet op mijn kamer? Aan mijn gezicht kon hij schijnbaar mijn paniek zien, dus stelde hij me gerust: hij woonde zelf in Malaga en zou van de week terugkomen om een strategie uit te stippelen hoe en waar de paarden te kopen.
Toen hij weg was, heb ik me geïnstalleerd en ben meteen naar de conciërge gestapt om al het geld in de kluis te doen. Dat ging mooi niet door: tot mijn verbijstering weigerde zelfs de ‘jefe’ om het geld in bewaring te nemen. “Ladrones” leerde hij mij het voor mij - tijdens dit avontuur - belangrijkste Spaanse woord: dieven! Dus Rims, zullen mijn tas en ik en de 25.000,- gulden erin – een bedrag gelijk aan een leuk appartement in Utrecht om maar een bijvoorbeeld te noemen - onafscheidelijk worden! Zo erg, dat ik vannacht mijn tas onder de dekens tussen mijn benen heb verstopt. Als iemand op die plaats naar mijn tas grijpt, zal ik dat ongetwijfeld merken, denk je niet?
Goed. Ik eindig nu en ga naar het restaurant beneden, waar ik gisteren mijn fles met een restant wijn, ‘vino tinto’ dus, mocht achterlaten om die vandaag bij het eten verder te kunnen drinken. Tot morgen.

Vanochtend is Don Paco langs geweest om te praten over de plannen om paarden te kopen. Geen idee hoe hij zich dat voorstelt, maar dat zien we wel. Hij was zo weer weg, want ik heb wat moeite om hem te verstaan. Die Andalusiers slikken alle uitgangen in en dan moet ik maar raden - onder de paar woorden die ik ken - wat hij bedoelt. Hij zou van de week weer terugkomen. Intussen verpoos ik me met lezen en wat wandelen. Zoals ik al vertelde, is dit een klein, maar knus hotel. Lezen doe ik in de lounge, die de grootte heeft van een huiskamer, maar dan groter natuurlijk, met comfortabele bankstellen waarin het goed toeven is. Beter dan op mijn kamer zitten, hoewel daar niets mis mee is. Ik lig op de derde etage en als ik wakker word en naar buiten kijk door het kleine raam, dan zie ik het groen van de top van een palmbomen voor een hagelwitte muur afstekend tegen een diepblauwe lucht. Aan mijn hoofdeinde komt flamencomuziek uit de muur vanaf een plaatje met knoppen, op welke ik geen invloed heb. Zodra ik me dan realiseer waar ik ben, voel ik me opgewonden gelukkig. Dat ik dit mag meemaken, denk ik dan.
Na het ontbijt, wat cakejes en vieze koffie, ga ik de deur uit om wat te wandelen langs de zee. Dan steek ik de drukke autoweg over, naar een superlange boulevard langs een heel breed strand aan een schitterende zee. Het weer is nog steeds heerlijk en dat voor december. Binnen nestel ik me op de bank en ga lezen. Er loopt een ober rond, een verschrikkelijk engerd met een zonnebril op waarachter een oog star naar de linkerkant kijkt, die af en toe vraagt of ik wat wil drinken. Hij is best aardig hoor, maar ik vertrouw hem niet: volgens mij heeft hij het op mijn tas voorzien. Ik begin al aardig paranoïde te worden, want ik zie in iedereen een potentiële ladron.

We zijn weer een dag later.
Ik spaar de brieven maar een beetje op, want ze brengen de post hier maar eenmaal per week naar het postkantoor, de Correos. Jawel, weer een nieuw woord. Ik ben vanochtend naar het stadje gelopen en heb een Spaans woordenboek gekocht. Daar studeer ik nu heftig in, hoewel het Spaans-Duits is, maar dat bomt niet.
Hoe is het met de kleine? Ik mis hem nu al. Ik hoop intussen dat je opschiet met de afwikkeling van de zaken rondom de manege en ons huis. Heb je al een koper voor de kantine? Die prachtige eikenhouten bar, die we zelf hebben laten zagen en afwerken, en al mijn spulletjes die ik als cadeau heb gekregen met mijn verjaardag: probeer je ook de andere inventaris wel te redden voordat anderen ermee vandoor gaan? Ik hoor het wel.

Afgelopen donderdag is Don Paco ’s avonds geweest met een bericht van Frank. Die vond dat hij Ingrid maar hierheen moest sturen om te helpen met paarden kopen en de verdere ontwikkelingen te volgen. Ik hoop dat ik hem duidelijk genoeg heb kunnen maken, dat ik niemand’s hulp nodig heb. Wat moet ik daar nou mee? Morgen gaan we op stap door de campo om naar de paarden te kijken die hij op zijn lijstje heeft staan.

Nou, Rims, hoe dit verder moet weet ik niet. Paco heeft me vandaag van de ene boerderij naar de andere gesleept, nou ja, boerderij: een vervallen krot met wat kippen en hier en daar een plukje bruin gras en een of twee paarden. Wat een armoe: ze zijn broodmager en staan met de voorbenen vastgebonden met touw, dus niet aan een halster zoals bij ons, om ze te beletten weg te lopen. Ik zou er nog geen zadel op durven leggen. Lijken in de verste verte niet op die sappige glanzende, volgevreten etters als bij ons. Verder proberen ze me wat aan te smeren; hier heerst echt de mannencultuur en een vrouw met paarden wordt al helemaal niet serieus genomen. Bij het laatste adres, wilde die man me een oude knol als veulen verkopen. Ik kneep het beest onder de kaken, waardoor hij zijn mond moest openen en de man maar protesteren, want ja hoor: getrokken kiezen… schandelijk!
Maar goed, Paco komt van de week weer om een adres te bekijken waar er meerdere uit een stal te koop staan. Misschien kan ik wel een hele stal tegelijk kopen, als ik hem goed heb begrepen.
Ik heb eindelijk bericht van jou gehad. Heerlijk! Als ik het goed begrepen heb, is het huis gestoffeerd overgedragen en de rest zo’n beetje verdeeld? Zonde hoor, als je mijn boeken maar goed onderbrengt, Papa wilde ze wel op zolder bij hem leggen. Dus de kleine is al bij Martin en Ina? Vindt hij het niet vreemd dat jij bij jouw ouders zit en hij in Amsterdam, zo alleen zonder ons? Ik heb begrepen dat ze hem niet op de kleuterschool doen en lekker thuis laten.
Nou schat, ik ga eens kijken wat ze nu weer te eten hebben en schrijf je zo gauw mogelijk verder.

Vanmorgen ben ik naar Torremolinos gelopen over de boulevard. Ik zag in de verte die hijskranen, want ze bouwen er gigantisch, en dacht: dat loop ik wel even. Ik had mijn nieuwe pakje aangetrokken, een crème-leren jasje met dito rokje, omdat de zeewind opeens wel koud is en ik geen jas uit Holland had meegenomen. Het was nog wel een eindje, maar dan heb je ook wat. Een hartstikke leuk plaatsje met restaurantjes en barretjes, en die van Pia Beck heb ik ook gezien. Leuk hoor! Maar alles was dicht, dus ben ik maar weer teruggegaan. Er is een groepje jongeren in dit hotel geland en samen bezetten we de hele lounge. We zitten in een kring en praten alle talen door elkaar. Enig! Daartussen zit een jonge vent, een Algerijn die Frans spreekt maar ook goed Spaans en mij nu en dan overhoort. Vette pret dat begrijp je. Hij is alleen niet helemaal zuiver van de graat, beter gezegd: volgens mij is het gewoon een crimineel op de vlucht. Hij handelt in valse American Express creditcard, een zeer lucratieve business volgens hem. Hij kan mij ook wat leveren, zei hij, maar ik houd me voorlopig maar even bij de paarden. Gisteren echter, heeft hij me een grote dienst bewezen. Ik word al een paar dagen gestalkt door een kerel, die urenlang tegenover het hotel staat te wachten tot ik er uit kom en me achterna loopt. Een keer heeft hij me aangesproken op het strand en wilde met me uit. Ik zei dat ik getrouwd was en alleen ging als jij ook mee mocht. Grapje natuurlijk, maar hij geloofde niet dat ik hier was met mijn echtgenoot. Ik durfde mijn hotel niet meer uit. Ik vertelde het aan die Algerijn en die ging vervolgens met me mee. Dat hielp niet en toen beloofde ‘mijn man’ dat hij hem wel een lesje zou leren. Ik heb hem niet meer gezien en aangezien ik hier geen kranten lees, weet ik ook niet hoe of waar die man gebleven is!

Deze brief gaat nu alvast op de post, anders duurt het veel te lang voordat je iets hoort.

Wees niet ongerust, alles gaat goed hier en ik heb alles onder controle.
Groet iedereen van mij, je ouders en je broers, Martin en Ina en geef vooral de kleine een flinke pakkerd en ontvang zelf veel liefs en een stevige kus van

Fieke

donderdag 23 oktober 2008

Hoofdstuk 3: Voorbereiding op nieuwe toekomst


Nadat we teruggekeerd waren uit Tenerife en hadden besloten om ons daar zo snel mogelijk te vestigen begon een roerige tijd. Allereerst moesten wij ons huis in De Meern zo snel mogelijk verkopen, tegelijkertijd de manege opheffen en alle paarden en materialen van de hand doen.
Trix, onze waakse Collie, hadden wij al enige tijd daarvoor, weliswaar met pijn in ons hart, aan een van onze klanten, meegegeven. Na een schrikaanval van boer Van Veen toen wij Trix voor de eerste keer naar de manege hadden meegenomen, bleek dat honden ziektes op nertsen konden overbrengen, zodat hij op de manege niet welkom was.
Veel van onze klanten protesteerden hevig op ons besluit om met de manege te kappen, maar begrepen na uitleg wel wat ons er toebracht om naar zonniger oorden te verhuizen. Alleen boer Van Veen begreep er niets van, hij had nog nooit van De Canarische Eilanden gehoord en was teleurgesteld omdat hij zijn lucratieve inkomsten zag wegvallen.
Alles ging voorspoedig, het huis zouden we, dachten wij, zelf wel kunnen verkopen via een advertentie, maar daar kwamen wij bedrogen mee uit. Kijkers ja, die kwamen er genoeg, waren enthousiast en er werd veel wijn en bier geschonken, het werden gezellige avonden maar kopen… homaar. Tenslotte hebben we maar een makelaar in de hand genomen, die het huis binnen de kortste tijd verkocht tegen het dubbele van onze aankoopprijs!
Veel van onze bezittingen sloegen wij op bij onze ouders in Hilversum en De Meern en bij Martin en Ina, vrienden van mij in Amsterdam. De rest werd verkocht of gewoon weggegeven. Vooral dat laatste!

Een manege in Bilthoven, waar wij diverse paarden hadden gekocht, had veel belangstelling voor onze paarden en pony’s en toebehoren.
Helaas konden wij onze eigen paarden niet meenemen naar Tenerife, aangezien ze niet bestand waren tegen het klimaat, een ander soort voedsel en de harde, rotsachtige grond. Het was een moeilijk afscheid, we hadden met sommige paarden heel wat te stellen gehad, vooral met onze favoriet Fury, waarmee ons verhaal was begonnen. Fury, die tijdens één van onze buitenritten, midden in de polder, door een brug was gezakt en met een kraanwagen uit haar benarde posite moest worden bevrijd. Of Gianti, de reus uit onze stal, geveld door tetanus, langdurig verpleegd bij de veterinaire afdeling van de Universiteit in Utrecht, helemaal hersteld maar later weer getroffen door hoefkatrol (een soort ‘arthrose’). Bonate, het goedaardige paard waarmee Fieke menige prijs won op concoursen. Goldy, mijn lievelingspaard, klein en ondeugend, geen hek of omheining was hoog genoeg om erover te springen, uitgerekend altijd als hij door mij uit de wei gehaald moest worden om te gaan lessen. Dingle, een Ierse paard waarop je altijd kon vertrouwen, die door een verkeerde manoeuvre van een ruiter in een diepe sloot terecht kwam en door de brandweer na veel moeite, samen met Fieke op het droge kon worden getrokken. Eén voor één verdwenen de 10 paarden in de veewagen met als laatste de kleinste van allemaal, Hannibal, de Shetland pony van Rimsky waar iedereen veel plezier mee had gehad en onze Welsh pony die onze buitenritten regelmatig opleukte als tuigpaard voor de Tilbury. En daarmee was Manege Oudenrijn historie geworden.

Wij hadden besloten om in Zuid-Spanje, via de commissionair van Frank, nieuwe paarden aan te schaffen. Andalusisch/arabische paarden met veel temperament en bijzonder geschikt voor onze plannen.
Fieke reisde begin december af naar Spanje, ongewisse avonturen tegemoet, met een tas vol geld en slechts enkele woorden Spaans sprekend dankzij een cursus ‘Vamos a Ver’ van Teleac.
Ikzelf had mijn baan opgezegd, maar moest nog drie maanden blijven doorwerken. Na de overdracht van het huis zou ik deze tijd bij mijn ouders in Hilversum doorbrengen terwijl de kleine Rims logeerde bij Martin en Ina.
De afspraak met Fieke was dat ik elke maand samen met de kleine Rims een week naar Tenerife zou komen en zodra zij gevestigd zou zijn en de manege draaide, ik Rimsky bij haar zou achterlaten.
Maar voorlopig was het afwachten hoe het Fieke in zuid Spanje zou vergaan, een spannende tijd, voor ons allemaal.



Puerto de la Cruz, 4 Oktober 1971


Sehr geerter Herr und Frau Karten,

Frank ist soeben aus Sevilla zurückgekommen, wo er etwa eine Woche war, um die Kontakte mit den Leuten herzustellen die mit Pferden zu tun haben.

Er rät Ihnen dringend, noch vor dem 10. Dezember herzukommen, also so bald wie möglich. Die Pferde zu kaufen ist kein Problem, Frank hat sehr schöne Tiere gesehen, aber der Transport hier nach Teneriffa ist ein wenig schwierig, da je weiter die Saison vorschreitet, je weniger Platz auf den Booten ist. Somit muss alles schon im voraus reserviert werden, damit die Plätze gebucht sind, darum je schneller Sie hier sind desto besser ist es.

Einen Spanier hat Frank inzwischen angestellt. Er ist 19 Jahre alt, kennt sich mit Tieren aus, er schläft nachts in den Ställe. Am Sonntag hat er frei, nachdem er die Pferde gefürttert hat.
Er bekommt 5.000,- Ptas p.M. plus Sozialversicherung. Das sind die Konditionen die Frank mit ihm ausgemacht hat.

Für Sie hat er auch ein Haus gefunden. Es wird 10.000,- Ptas kosten, hat 2 Schlafzimmer und ist möbiliert.
Er ist auch schon dabei, die Ställe zu bauen, also, es geht ganz flott vorwärts.

Bitte lassen Sie bald von sich hören. Das wäre im Moment das Wichtigste.

Auch von Frank viele Grüsse.

Mit freundlichem Gruss,

Ingrid

woensdag 15 oktober 2008

Hoofdstuk 2: De briefwisseling

De Meern, 27 september 1971

Geachte heer H.,

Uw advertentie in De Hoefslag van jl. donderdag 23 september hebben mijn vrouw en ik met belangstelling gelezen en wij zouden gaarne wat meer informatie ontvangen om tot een eventuele beslissing te komen.

Allereerst zouden wij het navolgende over ons willen vermelden: nu, circa 2 jaar geleden, begonnen we met de exploitatie van een manegebedrijf na ervaring te hebben opgedaan op andere manege’s, een en ander door mijn vrouw die dan ook het gehele bedrijf leidt. Hieronder moet worden verstaan het onderhouden en verzorgen van onze paarden, daarnaast het lesgeven wat bij ons de hoofdzaak is.
Verhuur van paarden is in ons bedrijf slechts een voortvloeisel uit de lessen en slechts voor onze vaste klanten bedoeld.
Mijn werkzaamheden in de manege liggen op het administratieve en organisatorische vlak, mijn dagelijks hoofdberoep is grafisch ontwerper terwijl ’s avonds door mij de kantine wordt beheerd.

Hoewel het bedrijf gezond draait is onze expansie-mogelijkheid gering, stalling, huur en pacht maken grotere winst onmogelijk, terwijl uitbreiding vrijwel onmogelijk is door het feit dat wij op andermans erf zitten, zonder dat de eigenaar hiervan invloed of belangen in onze manege heeft.

Wellicht hierdoor gaan onze gedachten al langere tijd uit naar een nieuw gebied, waarbij het buitenland een grote rol in onze plannen speelt.
Toen lazen wij uw advertentie...

In de loop der tijd wisten wij ons een goed bestaan op te bouwen, wij zijn er echter de mensen niet naar om hierbij stil te blijven staan. Enige zekerheid stellen wij echter wel op prijs, dit mede in verband met onze zoon van vier jaar.

Wat zijn bijvoorbeeld de mogelijkheden voor schoolopleiding?
Wij hebben momenteel een eigen huis, hoe wordt de behuizing bij de manege?

Ter volledige informatie: leeftijd van mijn vrouw is 27 jaar, van mij 34 jaar. Mijn vrouw spreekt zowel Frans, Engels en Duits, van goed tot zeer goed. Mijn talenkennis is, buiten het Frans om, redelijk.

Wij zijn niet ongenegen om bij een eventueel verder contact naar Tenerife te reizen, maar zien eerst een antwoord uwerzijds met belangstelling tegemoet.

In afwachting verblijven wij,

Hoogachtend

Rimsky Karten



Puerto de la Cruz, 2 oktober 1971

Sehr geerhrter Herr Karten,

Ich schreibe Ihnen diesen Brief als deutsche Sekretärin Hernn H. und es tut mir sehr leit, Ihnen nicht in holländisch antworten zu können, da ich es leider nicht schreiben kann.
Die Antwort Hernn H. übertragen in deutsch ist wie folgt:

Vielen Dank für Ihren freundlichen Brief. Auf meine Annonce hin habe ich etwa 20 Zuschriften erhalten.
Natürlich ist mir der financiële Teil sehr wichtig, wichtiger jedoch ist mir vor allen Dingen dass die betreffende Person ein wirklicher Fachmann auf diesem Gebiet ist. Ich beabsichtige nämlich dass Geschäft auf 5 Jahre zu verpachten, da ich sehr viel auf Reisen bin und auch noch einige andere Geschäfte hier habe. Darum ist es besonders wichtig, dass die betreffende Person mit dem Pferdemetier sehr vertraut ist.

Was Ihre Frage über Ihren Sohn aanbelangt, so kann ich Ihnen sagen, dass es hier sowohl eine deutsche als auch eine engliche Schule gibt. Alle hier lebenden Familien schicken Ihre Kinder in einer dieser Schulen, so dass dieses Problem sehr einfach zu lösen ist. Ich verstehe, dass Ihnen diese Sache am Herzen liegt.

Dass Sie selbst verschiedene Sprachen sprechen ist von grossem Vorteil, da hier fast alle Nationalitäten vertreten sind. Mit guten Französischkenntnissen ist es ziehmlich einfach Spanisch zu lernen. Sie werden es sehr schnell verstehen und in 3 Monaten kann man bestimmt bei einigem Interesse ganz gut sprechen.

Ich würde Ihnen anraten selbst für eine Woche herüber zu fliegen uns sich hier an Ort und Stelle selbst ein Bild zu machen. Sie könnten mich dann auch persönlich kennen lernen und sich ausserdem die Möglichkeiten mit Reisebüros, Hotels usw. ansehen. Sie bekommem so einen viel besseren Eindruck.

Ich würde mich sehr freuen bald von Ihnen zu hören und verbleibe inzwischen,

Mit freundlichen Grüssen,

Frank




De Meern, 11 oktober 1971

Geachte heer H.,

Uw brief van dd. 2 oktober hebben wij in goede orde ontvangen waarvoor onze hartelijke dank.

Uw voorstel om naar Tenerife te komen om een en ander te bezoeken en verder te bespreken zullen wij op korte termijn realiseren.

Gezien het feit dat alles reeds volgeboekt was zullen wij pas dinsdag 26 oktober naar Tenerife af kunnen reizen.
Na aankomst in Puerto de la Cruz zullen wij direct contact met u opnemen.

Voor de goede orde delen wij u mede dat gedurende ons verblijf in Puerto de la Cruz wij in hotel ‘Alta Vista’ zullen verblijven.

In het vertrouwen op een succesvolle ontmoeting, verblijven wij,

Met vriendelijke groeten,

Fieke en Rimsky Karten

maandag 13 oktober 2008

Hoofdstuk 1: Hoe het allemaal begon

Dat de opmerking van mijn schoonvader, nadat hij met een collega had paardgereden bij een manege in De Bilt, zoveel teweeg zou brengen in het leven van Fieke en mij, kon niemand bevroeden. “Ga eens mee!” vroeg hij enthousiast, ”dat is echt iets voor jou”. Ik vertelde hem, dat ik in mijn jonge jaren in Hilversum een jaar of twee had paard gereden en dus al besmet was geraakt met het paardrij-virus. Dit horende drong hij verder aan, omdat, zo verzekerde hij me, het met mij veel gezelliger zou zijn dan met die droge collega van hem.
Hij had slechts één les achter de rug, aangespoord door de eerste paardrij-ervaring van Fieke. Die had hem vol enthousiasme verteld hoe ze zich gek had laten maken door een collegaatje van haar. Ze had verteld vier paarden te bezitten en al jaren paard te rijden. Ongeloof en bewondering streden om voorrang bij Fieke, en zij wilde die paarden dan ook wel eens zien. Dat kon. Op een goeie dag togen Fieke en ik met haar naar een manege ergens in de buurt van Driebergen, waar ze een van haar paarden had gestald. Na dat lesje hobbelen in de binnenbak en een pijnlijk achterwerk achteraf, kreeg Fieke haar vader ook zo gek, want paardrijden: dat had hij ook altijd al gewild. Toen, na die ene les, was hij verkocht: hij kocht rijlaarzen, een zweepje en met een tweedehandse pofbroek uit de mode van 1930 en met een geruite colbert voelde hij zich de Lord.
En ik ging mee, want ach, het was je schoonvader en als je hem er een plezier mee kon doen…

Romkema
En zo gebeurde het dat wij samen op een zaterdagmiddag naar manege Romkema gingen, een armoedige stal in een prachtige omgeving met een stugge Fries als eigenaar. Maar ja, je gaat voor het paardrijden: de buitenmanege zag er best wel aardig uit en de paarden waren (toen nog) goed verzorgd. Een constant blaffende Schotse Collie in de stal namen we op de koop toe.
Langzamerhand ontstond er een band tussen ons en Romkema. Al snel overtuigde hij Fieke dat ze talent had en vroeg of ze misschien interesse had om kinderen les te gaan geven, iets waar ze wel oren naar had.



Vanaf dat moment kreeg ze van Romkema privélessen en niet lang erna gaf ze, eerst samen met Romkema, later alleen paardrijlessen aan de vele jeugdige ruiters.
Ondertussen werden de stallen door Fieke flink uitgemest, schoongemaakt en kreeg de manege een verzorgd uiterlijk. De klantenkring breidde zich snel uit met vrienden en familie die wij meebrachten. Er kwam leven in de brouwerij. En waarachtig, ook Romkema werd van een stugge, Friese mopperaar een man die soms zelfs iets van een glimlach op zijn gerimpelde gezicht toverde.

Ondertussen was er ook een pensionpaard bij gekomen, Flaconneur, een draver die gediskwalificeerd was omdat hij in galop was gesprongen, kennelijk een doodzonde in de drafsport. De eigenaar wilde het paard niet kwijt en had de stal van Romkema gekozen om het daar, tegen redelijke condities, tijdelijk te stallen.
Verder kwamen wij er achter dat een van de mooiste paarden in de stal, een Friese merrie, eigendom was van een verpleegster, Nellie genaamd. Eveneens een klant die, wegens de hoge onderhoudskosten van haar paard, een deal met Romkema had gesloten dat hij het paard zou onderhouden, maar dan wel met het recht dat hij het paard mocht gebruiken voor de lessen en verhuur.
Inmiddels ging het leven verder, ik bracht, op weg naar mijn werk in Utrecht, Fieke en Rimsky (toen nog een peuter), elke dag naar De Bilt waar ze de stallen bijhield, de paarden verzorgde en leerlingen les gaf.


Romkema vond het allemaal prachtig, hij hoefde eigenlijk nog maar weinig te doen, het klantenbestand was flink gegroeid en het enige wat hij nog deed was beginnende ruiters de beginselen van het paardrijden bijbrengen, theorielessen die zich afspeelden in zijn ‘kantoortje’ naast de stallen.
Er was echter wel een minpuntje. Fieke moest Romkema er elke keer weer aan herinneren dat ze gehonoreerd zou worden voor al haar werkzaamheden. Maar betaling bleef uit en we besloten hem voor te stellen dat we voor één keer de blaffende Collie, luisterend naar de naam Trix, mee zouden nemen ‘als eerste betaling’. En daar stemde hij maar al te graag mee in en zo verhuisde Trix uit de stal naar ons huis in De Meern. Maar niet voordat hij uitgebreid in bad was geweest en er van een stalgeur geen sprake meer was. Ook het blaffen was op slag afgelopen en het was een plaatje om te zien, trots én waaks. Althans, volgens kruidenier Brons, die de wekelijkse boodschappen, overigens voor de laatste keer, achterom bracht en plots een woedende hond aan zijn broekspijp had hangen.



Flaconneur
Alles liep op rolletjes, Fieke leidde de manege en was enthousiast, er waren plannen voor uitbreiding en de bouw van een nieuwe kantine.
Maar op zekere dag kwam plotseling de politie op de manege en nam Romkema mee naar het bureau. Bezorgde ouders hadden melding gemaakt dat hij zijn handen niet thuis kon houden van hun kinderen. Een ernstige beschuldiging die wij ons niet konden voorstellen, maar het bleek helaas maar al te waar. Hij moest zitten en kwam voorlopig niet meer terug.

Fieke leidde de stal zolang Romkema afwezig was en alles ging goed, tot op een dag de eigenaar van Flaconneur navraag kwam doen over Romkema en zijn praktijken en daarbij liet blijken dat hij het paard weg wilde halen. Omdat hij wist dat wij aan de rand van De Meern vlak bij boerderijen woonden, vroeg hij Fieke te kijken naar een goed pension-adres bij een van die boerderijen.
En die vond zij bij Arie van Veen, een boer die zich bezighield met het fokken van nertsen.
Flaconneur werd dus uit De Bilt gehaald en met een trailer vervoerd naar De Meern. Daar kreeg het paard een prima onderkomen, werd door boer Van Veen goed gevoed en door Fieke in conditie gehouden door het elke dag te longeren en regelmatig te berijden.
Bij de terugkeer na enige tijd van Romkema op de manege en zijn ontdekking dat Flaconneur was weggehaald werd hij razend, op alles en op iedereen maar vooral op Fieke. Met schuim op de lippen bedreigde hij haar met een mes en het enige dat ze kon doen was hard weglopen. Ze wist dat haar verblijf daar onmogelijk was geworden en besloot, mede door het uitblijven van haar maandelijkse vergoedingen, zich te richten op de verzorging en het berijden van Flaconneur. Het was dicht bij huis en ze kreeg ook meer tijd om zich om de kleine Rims te bekommeren.

Fury
Zelf bleef ik, samen met mijn schoonvader, normaal bij de manege rijden.
Romkema verzorgde weer zelf de paarden en was weer net zo stug als toen we hem leerden kennen.
Na een van de wekelijkse buitenritten kwam Romkema naar mij toe en vertelde mij, op zijn manier van vriendelijk zijn dat Nellie, de verpleegster, hem had benaderd of hij haar paard Fury over wilde nemen. Ze kon de verzekeringskosten en andere bijkomende lasten niet meer opbrengen. Zo niet, dan moest ze het paard wel aan een ander verkopen


Romkema was daardoor geschrokken, want hij wilde het paard onder geen beding kwijt. Maar hij zat op het moment (en wanneer eigenlijk niet?) slecht bij kas en of ik hem niet eventueel financieel zou kunnen helpen in de vorm van een lening. Wetende hoe zijn reputatie was en daarop mijn antwoord om erover na te mogen denken zei ik hem dat ik de volgende week met mijn beslissing zou komen. Met Fieke heb ik daar veel tijd aan besteed en de grootste angst van ons was natuurlijk dat Romkema, toch al bekend staand als een hele slechte betaler, zijn verplichtingen niet zou nakomen. Uiteindelijk kwam ik op het feilloze idee om een contract op te stellen zoals ik die ook voor mijn auto had: een huurkoopovereenkomst, dat wil zeggen dat pas na betaling van het laatste termijn, de auto definitief mijn eigendom werd. Bleef betaling tussentijds achterwege, dan had de financieringsmaatschappij het recht om de auto weg te halen.
Een goed concept vonden wij, om zo ook het paard te financieren. Het bleef dan ons eigendom tot de laatste betaling was gedaan en Romkema kon het paard normaal voor de lessen en verhuur gebruiken. Althans, zo lang hij op tijd betaalde!
Het contract ondertekenen heeft zeker drie weken geduurd, elke keer als hij naar het geld vroeg omdat de verpleegster ongeduldig werd, zei ik hem, dat hij het à la minute kon krijgen, maar dan moest hij wel eerst een handtekening onder het contract zetten. Uiteindelijk, met veel moeite en grote tegenzin, zette hij zuchtend zijn handtekening en ontving zijn geld.

Waar wij uiteindelijk zo bezorgd over waren gebeurde, Romkema betaalde niet! Een maand ging voorbij, twee maanden gingen voorbij en elke keer weer vertelde hij het geld net te hebben overgemaakt, een verkeerd gironummer te hebben gebruikt en meer van de gebruikelijke uitvluchten. Met hem onder vier ogen praten was onmogelijk, hij zorgde altijd wel dat hij met klanten bezig was of net even weg moest, kortom, na drie maanden op betaling te hebben gewacht besloot ik dat het tijd werd hem thuis maar eens op te zoeken. Zijn vrouw zou daarbij aanwezig zijn en ik hoopte dat zij goede invloed op hem zou hebben, maar nam toch voor alle zekerheid mijn schoonvader mee als getuige bij het gesprek. Dat verliep, zoals ik eigenlijk al had verwacht, niet prettig en toen ik uiteindelijk vertelde dat ik het paard weg zou halen als hij in gebreke bleef met betalen, dreigde hij dat ik wel ‘een heel flinke jongen’ moest zijn als mij dat zou lukken! Hiermee was de toon dus gezet, hij was helemaal niet van plan om te betalen!
Nu zat ik natuurlijk wel in een lastig parket, want je eigen spullen weghalen uit een andermans huis (of stal) is bij de wet verboden. Alleen als het paard zich op de openbare weg bevond zou ik het kunnen opeisen en dan ook nog afhankelijk of de bereider, die het paard op dat moment huurde, wilde meewerken.

Zo geronnen, zo gewonnen
De eerste poging op een kille mistige zaterdagmorgen mislukte. We moesten Fury op de weg krijgen en zowel mijn schoonvader als ik reden nooit op deze zwarte Fries. Fieke zat vol spanning uit te kijken wanneer wij met de paarden op de weg zouden komen, maar toen ze zag dat geen van ons beiden op Fury reed, werd de zaak afgeblazen.
Onze vrienden Ton en Hanneke, die ook al enige tijd bij Romkema reden, wilden wel helpen. Om geen verdenkingen op me te laden moest ik mijn verhouding met Romkema weer normaliseren en ging ik door met wekelijks, samen met mijn schoonvader, een paard te huren om een buitenrit te maken. Alleen, vanaf dat moment deed ik dat niet meer op zaterdag maar door de week ’s avonds omdat Ton en Hanneke dat zo gewend waren. Zo zochten wij aansluiting om Romkema te misleiden.
Weken gingen voorbij, mijn schoonvader en ik reden onze buitenritten en Romkema vermoedde niets, hij wist zelfs niet eens dat Ton en Hanneke vrienden van ons waren. Op een koude avond in december 1969 besloten wij om toe te slaan!

Het plan was als volgt, ik maakte een afspraak voor de donderdagavond om te rijden en vertelde dat mijn schoonvader verhinderd was. Op mijn vraag of er nog meer mensen die avond gingen rijden vertelde hij dat Ton en Hanneke (die altijd op Fury reed) ook een afspraak hadden gemaakt.
Fieke zou, volgens plan, een kilometer verderop in een chauffeurscafé op ons wachten en zodra we daar zouden zijn zou Hanneke het paard aan Fieke afstaan en met de auto naar De Meern rijden. Daarna zouden wij onze rit extra lang maken om tenslotte naar de stal terug te gaan.
Op de bewuste avond waren wij behoorlijk opgewonden, het was maar de vraag of het allemaal zou lukken. Romkema had al drie paarden klaar staan, maar… géén Fury. Kennelijk had hij toch een voorgevoel. “Nou” zei Hanneke, “breng dát paard maar weer naar binnen, ik ga alleen als ik op Fury mag rijden”. Na veel gemopper en onduidelijke argumenten haalde hij Fury uit de stal en zadelde het op, waarna wij langzaam, met de zenuwen in ons lijf, van het erf af reden. Nagestaard door Romkema die zelfs meeliep tot aan de weg. Op naar Fieke, die in het café in grote spanning zat uit te kijken of ze drie paarden zag aankomen.
Alles ging volgens plan, klokslag half negen ’s avonds nam Fieke Fury over van Hanneke en begon zij aan een lange tocht, via Overvecht (toen nog in aanbouw) naar de Douwe Egberts fabriek om daar de brug over de A2 over te steken en via binnenwegen naar De Meern te rijden. Een hachelijke, koude en donkere tocht, maar ze haalde het en werd warm ontvangen bij boer Arie van Veen, die natuurlijk op de hoogte was gebracht van onze wilde plannen.
Hanneke was inmiddels naar De Meern gereden met de auto en Ton en ik maakten onze rit, hoewel zo langzaam mogelijk om tijd te winnen, normaal af om uiteindelijk bij de stal aan te komen waar Romkema ons al ongeduldig stond op te wachten. “Ben je soms je vrouw onderweg verloren?” grapte Romkema nog naar Ton, maar ik antwoordde hem dat hij noch Fury, noch Hanneke ooit meer zou zien, precies zoals ik hem ‘als flinke jongen’ al voor had gewaarschuwd!
Hij was ziedend en liep met een lange zweep op ons af. Toen hij doorkreeg dat hij het tegen twee man niet kon winnen schreeuwde hij: “Ik haal de politie erbij…” en inderdaad liep hij weg om bij de benzinepomp de politie te waarschuwen.
Inmiddels waren Ton en ik naar het kantoortje gelopen en wachtten, samen met een snuivende Romkema die inmiddels weer boven was gekomen, tot de politie zou arriveren. In zijn hand hield hij zijn zweep vast terwijl hij voor de deur stond. We voelden ons verre van aangenaam.

Met twee man sterk stapten agenten de veel te kleine ruimte binnen en begonnen ons te vragen wat er nou precies aan de hand was. Ik vertelde in het kort de toedracht en vermeldde dat ik Romkema hiervoor al diverse malen schriftelijk en mondeling had gewaarschuwd en toonde hen de door Romkema ondertekende huurkoopovereenkomst. “Is dit uw handtekening?” vroeg een van de agenten aan de woedende Fries en hij moest dat beamen. “Het paard was op de openbare weg, de heer Karten is eigenaar van het paard tot u de laatste termijnbetaling heeft voldaan maar u heeft nog nooit iets betaald… klopt dat?” Stuurs gaf Romkema dat toe. “Maar het is wel mijn zadel en hoofdstel en dat is diefstal...” probeerde hij nog, maar dat werd door de slimme agenten meteen weggewimpeld. “De heren zullen wel zo verstandig zijn om uw zadel en hoofdstel nog vanavond terug te bezorgen”.
Eerlijk gezegd hadden wij dat helemaal over het hoofd gezien maar, attent gemaakt door deze waardevolle tip van de politie, hebben Ton en Hanneke de spullen op weg naar huis weer bij Romkema thuis afgeleverd.
En daarmee was de geschiedenis met Romkema verleden tijd en hebben we nooit meer iets van hem vernomen.

Bij boer Van Veen
Intussen zaten we wel met twee paarden, Flaconneur kostte ons weliswaar niets, maar voor Fury moesten wij vanaf nu de kost en de stalling betalen en dat viel best tegen.


Op zekere dag had Fieke het plan om haar ervaring met het geven van paardrijlessen om te zetten in privélessen, zodat Fury op z’n minst haar eigen kost kon verdienen. Een goede veearts-behandeling, een prettige stal en regelmatig voedsel hadden Fury goed gedaan, het was een schitterend, diepzwart glanzend paard met de karakteristieke lange golvende manen en benen met flossen.


We zetten een advertentie in het plaatselijke krantje en werden werkelijk overstelpt door mensen die zich aanmeldden als klant. En daarmee ontstond eigenlijk een nieuw probleem, we konden onmogelijk alle klanten lesgeven op één paard (Flaconneur was als draver niet geschikt)! Daarom wilde Fieke een eigen manege beginnen.
Al snel hadden wij met Arie van Veen afgesproken, dat we het voorterrein van zijn erf wilden gebruiken om les te geven in een omheinde en vooral droge manege. Dat was geen probleem, mits wij die zelf lieten aanleggen. Al met al stonden we voor een hele klus: de grond moest voorzien worden van een drainage, er moesten vrachtwagens zand worden gestort en de omheining moest behoorlijk stevig zijn.


Daarnaast moesten wij snel op zoek naar paarden en die vonden wij op diverse adressen. Bonate, Goldy, Koeshi, Gianti, Dingle etc deden hun intrede op Manege Oudenrijn, want zo hadden we ons nieuwe bezit gedoopt. Langzamerhand groeide de stal uit tot tien paarden.


Een hele investering uiteraard, maar door de steeds uitbreidende klantenkring, veelal door mondreclame, hoog nodig. We kochten een huisje van 2 x 2 m. waar de ruiters voor en na het rijden konden vertoeven; ook dat groeide snel uit zijn voegen en het gebeurde maar al te vaak dat klanten als haringen in een ton in dit hutje hun biertje dronken. En steeds weer kwamen er nieuwe klanten bij. Huisvrouwen en verpleegsters, agenten, winkeliers, directeuren, wetenschappers. Een gemêleerd gezelschap, ieder met zijn eigen wensen, ieder met voorkeur voor een eigen paard.


Manege Oudenrijn groeide, een grote nieuwe, niet in gebruik zijnde varkensschuur werd ingericht als binnenmanege, kort daarop werd er een kantine tegen de manege aangebouwd zodat de lessen door bezoekers gevolgd konden worden.


Maar… we hadden op geen enkele wijze meer een eigen leven. We wilden bijvoorbeeld graag zondag vrij zijn en met het gezin samen zijn, maar de klanten (veelal toch ook weer goede bekenden geworden) kwamen dan bij ons thuis en om dat tegen te gaan gingen we dus maar weer ook op zondag naar de manege. Voor de klanten was het een recreatieterrein geworden, dicht bij huis, waar het bier goedkoop was en de gezelligheid op topniveau.





Advertentie
Op een goede dag ontvingen wij ons maandelijkse paardenblad ‘De Hoefslag’ met in het hart een paginagrote advertentie: Begin een manege op Tenerife!
Zowel Fieke als ik keken elkaar aan en we wisten het eigenlijk wel zeker, daar gaan we op af. Ik schreef een brief om mijn interesse te tonen en niet lang erna kregen wij de uitnodiging om zelf maar eens op Tenerife te komen kijken.
En zo zou ons avontuur op Tenerife beginnen, een prachtig vulkaaneiland met subtropisch klimaat, groen in het noorden, dor in het zuiden met in het midden de hoogste berg van Spanje, de 3718 meter hoge vulkaan El Teide.