vrijdag 31 oktober 2008

Hoofdstuk 6: De overtocht

Op de boot
Je zal enorm in je rats hebben gezeten zo lang niets meer te hebben gehoord en gezien van mij. Sorry, maar als je onderstaand hebt gelezen zul je begrijpen waarom ik niet eerder heb geschreven.
Ik heb teveel meegemaakt om in een nutshell te vertellen hoe het me is vergaan met het transport van de paarden. Dus houd je vast.
Zaterdagmorgen zijn Paco en ik naar de haven gereden. De paarden stonden klaar en in de middag hebben we ze in een kooi om de beurt op het schip gekregen. Nu moet je je dat niet te simpel voorstellen, want elk paard schoot meters hoog de lucht in omdat ze via een hijskraan of hoogwerker – hoe noem je dat – op het dek moesten worden geplaatst, tussen de containers in. Alle paarden gingen goed, alleen Hilda vertikte het de kooi in te gaan. Die mannen zijn zo grof en ruw met paarden daar heb je geen voorstelling van. Ik stelde dus maar voor om haar zelf in de kooi te leiden en warempel: op zacht aandringen liep ze met me mee de kooi in en eenmaal de achterbenen neergezet te hebben, vloog ik met paard en al in die kooi over de kade. Levensgevaarlijk!!! Ze hadden niet even het fatsoen om te wachten tot ik eruit was. Maar we hebben het gered, anders zat ik hier niet te schrijven. Om een uur of drie stond alles erop en kreeg ik van Paco de puppy overhandigd op de boot. “Niet aan de kapitein laten zien, want die wil niet eens dat jij aan boord komt, laat staan nog een hondje erbij,” zei Paco. Ik heb hem trouwens Paquito gedoopt, kleine Paco dus. Ik stopte het schattige lichtbeige beestje onder mijn jasje, terwijl hij me een rondleiding gaf op het schip. Ga toch met het vliegtuig, drong hij nog aan, en toen ik beneden bij de enorme machinekamer mijn ‘slaapplaats’ zag, naast die van de machinisten, wist ik niet zo zeker meer of ik wel hier wilde blijven. Verschrikkelijk! Zoals ik zei was mijn slaapplaats een soort kast met een bed, waarop alleen zo’n enge bruine deken op een matras! Te goor om te beschrijven. Ik werd er misselijk van! Orders van de kapitein: een alleen reizende vrouw, werkend met paarden staat gelijk aan een puta en hoort bij het laagste personeel. Fijn!
Vertwijfeld liep ik naar boven (de slaapplaats was in het ruim) en we ontmoetten één van de officieren van het schip, die me vervolgens meteen de hut van zijn collega, de 2e stuurman, aanbood. Deze man had vrij en zijn hut werd tijdens deze vaart niet gebruikt. Een comfortabele kamer met zelfs een klerenkast waar ik meteen Paquito instopte omdat ie begon te blaffen. Ik maakte kennis met de verdere crew, behalve de kapitein, die ‘boven’ bleef en die ik de hele vaart niet heb gezien. Vreselijk aardige mensen, inclusief de jefe de maquina, die een duitse vrouw had en ook zou meevaren. Geweldig was dat, om een vrouw in de nabijheid te hebben, waarmee ik nog kon praten ook. Toen om 17.00 uur het vertreksein kwam, bij het afscheid was de zorgzame Paco toch een beetje opgelucht, stonden we op het dek toen de machines begonnen te draaien om het schip te keren in de Guadalqivir en gang te zetten richting zee. Ik weet niet wat er gebeurde, ik keek naar de manoeuvre en naar het water onder me en werd opeens doodziek! Ik kotste al mijn eten eruit, dat ik tussen de middag ten afscheid met Paco, zo heerlijk had genuttigd. Vreselijk, wat was ik ziek. Vol medelijden ontfermde mijn Duitse Gerda zich over mij met de mededeling dat ik wel een pil tegen zeeziekte kon krijgen, maar de medicijnkast niet eerder open mocht dan op zee. Ze heeft me naar bed gebracht waar ik in de wasbak mijn gal, nieren, mijn lever en darmen heb uitgekotst. In mijn wanhoop zag ik nog even gelegenheid om Paquito te bevrijden uit de kast om tot de ontdekking te komen dat hij het wasgoed van die 2e officier had ondergescheten. Niet goed voor mijn maag en ik was de wanhoop nabij: ze mochten me wat mij betreft kielhalen, dat zou ik niet erg gevonden hebben op dat moment.

Op zee
Ik had geen benul van dag of nacht. Ik rolde in mijn bed van links naar rechts en aan mijn misselijkheid scheen geen einde te komen. Paquito had intussen ook mijn sprei aan het voeteinde vol gescheten en de lucht in de hut werd ondraaglijk. Toen heb ik maar de stoute schoenen aangedaan en Gerda om een pil gevraagd en wat handdoeken om de boel schoon te maken. Maar ik was zo ziek, die pil hielp echt niet veel en toen Paquito vervolgens zijn buikgriepsmurrie in mijn open koffer had verspreid, dacht ik erover om hem overboord te gooien. En mijn paarden? Die werden tweemaal per dag verzorgd door de ‘containmaestro’ volgens Gerda dan, maar wanneer hij dat voor het laatst had gedaan? Het leek haar toch verstandig als ik er zelf eens ging kijken… Heb je wel eens een vol containerschip gezien? Daar heb je dus geen toegang verder, waardoor ik over de railing moest en schuifelend naar het midden van het schip, mij vasthoudend aan de touwen die rond die ijzeren containers waren gebonden om de boel bij elkaar te houden. Wat een zwarte, diepe zee onder me, ik scheet bagger als ik er naar keek, maar ik moest naar mijn paarden om poolshoogte te nemen. Eindelijk, daar stonden ze dan: op een ijzeren bodem met hier en daar wat stro: vier aan de ene kant van de containers en vier aan de andere kant. Pompidou, de hengst van Frank, hadden ze apart gezet.
Ik liep langs die lieve koppen en tevreden knabbelend vraten ze hun eigen vloerbedekking op. Op de terugweg klauterde ik over de containers en dat was minder eng. Ik zou vragen of ze de heenweg ook zo voor mij konden organiseren, en na veel gesputter stond er de volgende dag een grote ton, waarop ik de overstap kon maken op de containers. Het was een gedoe, maar niet mopperen: eigen keus.

Kerstmis heb ik niet bewust meegemaakt. Op kerstavond was de kajuit versierd met zilveren ballen, sterren, poppen, zelfs zilveren kerstbomen, tegen de wanden, op tafeltjes, zover je oog reikte, alles door Gerda gemaakt om een kerstsfeertje te creëren voor de bemanning. Ik had al een paar dagen niet gegeten en voelde me – hoewel zwak – goed genoeg om een beetje kerstavond te proeven op zijn Duits - Spaans. De kaarsen gingen aan, er werd muziek gemaakt en de fles cognac kwam op tafel. Flamencomuziek in zijn oervorm, waarbij de man van Gerda een meester bleek in het tapdansen en handklappen en Juan, de 1ste officier, die mij die kamer had geregeld, mij heeft geleerd hoe met de handen op de maat de klappen met hem. Hartstikke moeilijk maar toen ik het door had, enig, zonder rode handen te krijgen klonk het beter dan welk orkest dan ook. Dat ik kerstnacht weer over de railing hing, had meer met de drank te maken dan met mijn zeeziekte. De volgende dag kerstlunch: ik ging het proberen en had er voor het eerst zin in! Ik liep naar de eetzaal en zag de tafel gedekt met witlinnen en bij elk bordje – de crew bestond uit zo’n twaalf man – lag een sinaasappel. Ik ging aanzitten en volgde met mijn heupen de schommelingen van de boot, net zoals die sinaasappelen die van de ene naar de andere kant rolden. Ik probeerde er niet naar te kijken en gelukkig druppelden de ene na de andere binnen en werden handen geschud en kennis gemaakt. Obers kwamen binnen met bruine ovenschaaltjes met soep die er heerlijk uitzag. Ik wachtte beleefd om te beginnen, tot Gerda zei: toe maar, je zult wel honger hebben. Ik nam een of twee happen, toen ik zag dat niemand mij volgde met eten. “Lust niemand,” lachte ze, “want er zitten koeienlippen in!” Ongelovig wipte ik met mijn lepel de stukken vlees uit het kommetje en zag ze: witgrauwe stukken spekachtig vlees met lange haren erop. Ik ging over mijn nek en heb nadien niet meer gegeten.
Met de paarden ging alles goed, totdat Furiosa blijkbaar in de benen van de containmaestro had gebeten, toen hij ze wilde voeren. Hij deed het niet meer, vertelde Gerda, ging er niet meer naar toen en dus moest ik het verder doen. Tweemaal per dag eerst op de ton klimmen en vervolgens over de containers naar de paarden. Eenmaal was er paniek, want Hilda was gevallen en wilde niet meer overeind. Het schuim stond aan haar mond, en piepen, vreselijk! We zijn uren bezig geweest, eerst met doeken rond de hoeven – ze gleed met haar ijzers elke keer weer terug op die ijzeren bodem – en toen hebben een paar machinisten een soort hijskraan gecreëerd en haar met een mat onder de buik op haar benen gekregen. Hilda is een lastige zal ik je vertellen, want dat was niet het enige avontuurtje dat ik met haar heb gehad. Maar dat komt nog!

Santa Cruz de Tenerife
Eindelijk aangekomen vóór de haven van Santa Cruz, kwam douanepolitie langszij. We moesten allemaal de boot verlaten en mochten de haven niet in. We werden vervolgens met een coaster naar de kust gebracht per drie à vier man, meer gingen er niet op – en scheurden hotsend en botsend over de golven op het water. Zo hard ging het, ik moest me vastgrijpen aan de stang in het midden en het was echt kicken. Eenmaal aan land nodigde de crew me uit voor een heerlijk diner aan wal. Nog steeds had de kapitein zich niet laten zien, maar die had wel andere dingen aan zijn hoofd: hij bleek zijn schip de Santa Maria, veel te zwaar te hebben beladen, waardoor het te diep lag. De volgende dag mochten we aan wal en ’s avonds kwamen we in het donker aan en stond er een open vrachtwagentje klaar om de paarden naar Puerto de la Cruz te brengen. Nou ja, vrachtwagen is teveel gezegd: je kent ze wel, die veredelde bestelwagens met een open kar erachter. Bizar! Wat nu weer. Een voor een hebben ze de paarden op het schip een ‘broek ‘aangedaan en zo zie je je kapitaal in de lucht zweven, de benen uitgestoken opzij, de hals bengelen naar een kant en nog net zichtbaar het wit van de ogen van angst. Drie paarden gingen er op en we moesten anderhalf uur wachten, tot hij weer terugkwam. Dit ging dus door tot middennacht, en de laatste trip was weer met die moeilijke Hilda. Ik ben naast haar op de open kar gebleven en zo meegelift naar de stal.
We waren op vaste bodem en dat was het belangrijkste voor mij. Als we tijdens de rit geen politie zouden tegen komen en zij of wie dan ook mij rustig tussen mijn paardjes de vervaarlijke rit zouden laten uitzitten of staan, beter gezegd, dan kan ik verder de hele wereld aan. Dat mag wel even gezegd worden.
Wat me verder is overkomen bij de aankomst op de Plaza Toros, vertel ik je morgen weer. Gauw deze brief op de post, want anders duurt het nog langer voor je een berichtje van me krijgt.

Welterusten en dikke zoenen. Ik verlang erg naar de kleine en jou.

2 opmerkingen:

Maroeska zei

Applaus voor uw vrouw, wat een stoer mens!!

Anoniem zei

Sluit ik me helemaal bij aan....Top!

x R.