maandag 13 oktober 2008

Hoofdstuk 1: Hoe het allemaal begon

Dat de opmerking van mijn schoonvader, nadat hij met een collega had paardgereden bij een manege in De Bilt, zoveel teweeg zou brengen in het leven van Fieke en mij, kon niemand bevroeden. “Ga eens mee!” vroeg hij enthousiast, ”dat is echt iets voor jou”. Ik vertelde hem, dat ik in mijn jonge jaren in Hilversum een jaar of twee had paard gereden en dus al besmet was geraakt met het paardrij-virus. Dit horende drong hij verder aan, omdat, zo verzekerde hij me, het met mij veel gezelliger zou zijn dan met die droge collega van hem.
Hij had slechts één les achter de rug, aangespoord door de eerste paardrij-ervaring van Fieke. Die had hem vol enthousiasme verteld hoe ze zich gek had laten maken door een collegaatje van haar. Ze had verteld vier paarden te bezitten en al jaren paard te rijden. Ongeloof en bewondering streden om voorrang bij Fieke, en zij wilde die paarden dan ook wel eens zien. Dat kon. Op een goeie dag togen Fieke en ik met haar naar een manege ergens in de buurt van Driebergen, waar ze een van haar paarden had gestald. Na dat lesje hobbelen in de binnenbak en een pijnlijk achterwerk achteraf, kreeg Fieke haar vader ook zo gek, want paardrijden: dat had hij ook altijd al gewild. Toen, na die ene les, was hij verkocht: hij kocht rijlaarzen, een zweepje en met een tweedehandse pofbroek uit de mode van 1930 en met een geruite colbert voelde hij zich de Lord.
En ik ging mee, want ach, het was je schoonvader en als je hem er een plezier mee kon doen…

Romkema
En zo gebeurde het dat wij samen op een zaterdagmiddag naar manege Romkema gingen, een armoedige stal in een prachtige omgeving met een stugge Fries als eigenaar. Maar ja, je gaat voor het paardrijden: de buitenmanege zag er best wel aardig uit en de paarden waren (toen nog) goed verzorgd. Een constant blaffende Schotse Collie in de stal namen we op de koop toe.
Langzamerhand ontstond er een band tussen ons en Romkema. Al snel overtuigde hij Fieke dat ze talent had en vroeg of ze misschien interesse had om kinderen les te gaan geven, iets waar ze wel oren naar had.



Vanaf dat moment kreeg ze van Romkema privélessen en niet lang erna gaf ze, eerst samen met Romkema, later alleen paardrijlessen aan de vele jeugdige ruiters.
Ondertussen werden de stallen door Fieke flink uitgemest, schoongemaakt en kreeg de manege een verzorgd uiterlijk. De klantenkring breidde zich snel uit met vrienden en familie die wij meebrachten. Er kwam leven in de brouwerij. En waarachtig, ook Romkema werd van een stugge, Friese mopperaar een man die soms zelfs iets van een glimlach op zijn gerimpelde gezicht toverde.

Ondertussen was er ook een pensionpaard bij gekomen, Flaconneur, een draver die gediskwalificeerd was omdat hij in galop was gesprongen, kennelijk een doodzonde in de drafsport. De eigenaar wilde het paard niet kwijt en had de stal van Romkema gekozen om het daar, tegen redelijke condities, tijdelijk te stallen.
Verder kwamen wij er achter dat een van de mooiste paarden in de stal, een Friese merrie, eigendom was van een verpleegster, Nellie genaamd. Eveneens een klant die, wegens de hoge onderhoudskosten van haar paard, een deal met Romkema had gesloten dat hij het paard zou onderhouden, maar dan wel met het recht dat hij het paard mocht gebruiken voor de lessen en verhuur.
Inmiddels ging het leven verder, ik bracht, op weg naar mijn werk in Utrecht, Fieke en Rimsky (toen nog een peuter), elke dag naar De Bilt waar ze de stallen bijhield, de paarden verzorgde en leerlingen les gaf.


Romkema vond het allemaal prachtig, hij hoefde eigenlijk nog maar weinig te doen, het klantenbestand was flink gegroeid en het enige wat hij nog deed was beginnende ruiters de beginselen van het paardrijden bijbrengen, theorielessen die zich afspeelden in zijn ‘kantoortje’ naast de stallen.
Er was echter wel een minpuntje. Fieke moest Romkema er elke keer weer aan herinneren dat ze gehonoreerd zou worden voor al haar werkzaamheden. Maar betaling bleef uit en we besloten hem voor te stellen dat we voor één keer de blaffende Collie, luisterend naar de naam Trix, mee zouden nemen ‘als eerste betaling’. En daar stemde hij maar al te graag mee in en zo verhuisde Trix uit de stal naar ons huis in De Meern. Maar niet voordat hij uitgebreid in bad was geweest en er van een stalgeur geen sprake meer was. Ook het blaffen was op slag afgelopen en het was een plaatje om te zien, trots én waaks. Althans, volgens kruidenier Brons, die de wekelijkse boodschappen, overigens voor de laatste keer, achterom bracht en plots een woedende hond aan zijn broekspijp had hangen.



Flaconneur
Alles liep op rolletjes, Fieke leidde de manege en was enthousiast, er waren plannen voor uitbreiding en de bouw van een nieuwe kantine.
Maar op zekere dag kwam plotseling de politie op de manege en nam Romkema mee naar het bureau. Bezorgde ouders hadden melding gemaakt dat hij zijn handen niet thuis kon houden van hun kinderen. Een ernstige beschuldiging die wij ons niet konden voorstellen, maar het bleek helaas maar al te waar. Hij moest zitten en kwam voorlopig niet meer terug.

Fieke leidde de stal zolang Romkema afwezig was en alles ging goed, tot op een dag de eigenaar van Flaconneur navraag kwam doen over Romkema en zijn praktijken en daarbij liet blijken dat hij het paard weg wilde halen. Omdat hij wist dat wij aan de rand van De Meern vlak bij boerderijen woonden, vroeg hij Fieke te kijken naar een goed pension-adres bij een van die boerderijen.
En die vond zij bij Arie van Veen, een boer die zich bezighield met het fokken van nertsen.
Flaconneur werd dus uit De Bilt gehaald en met een trailer vervoerd naar De Meern. Daar kreeg het paard een prima onderkomen, werd door boer Van Veen goed gevoed en door Fieke in conditie gehouden door het elke dag te longeren en regelmatig te berijden.
Bij de terugkeer na enige tijd van Romkema op de manege en zijn ontdekking dat Flaconneur was weggehaald werd hij razend, op alles en op iedereen maar vooral op Fieke. Met schuim op de lippen bedreigde hij haar met een mes en het enige dat ze kon doen was hard weglopen. Ze wist dat haar verblijf daar onmogelijk was geworden en besloot, mede door het uitblijven van haar maandelijkse vergoedingen, zich te richten op de verzorging en het berijden van Flaconneur. Het was dicht bij huis en ze kreeg ook meer tijd om zich om de kleine Rims te bekommeren.

Fury
Zelf bleef ik, samen met mijn schoonvader, normaal bij de manege rijden.
Romkema verzorgde weer zelf de paarden en was weer net zo stug als toen we hem leerden kennen.
Na een van de wekelijkse buitenritten kwam Romkema naar mij toe en vertelde mij, op zijn manier van vriendelijk zijn dat Nellie, de verpleegster, hem had benaderd of hij haar paard Fury over wilde nemen. Ze kon de verzekeringskosten en andere bijkomende lasten niet meer opbrengen. Zo niet, dan moest ze het paard wel aan een ander verkopen


Romkema was daardoor geschrokken, want hij wilde het paard onder geen beding kwijt. Maar hij zat op het moment (en wanneer eigenlijk niet?) slecht bij kas en of ik hem niet eventueel financieel zou kunnen helpen in de vorm van een lening. Wetende hoe zijn reputatie was en daarop mijn antwoord om erover na te mogen denken zei ik hem dat ik de volgende week met mijn beslissing zou komen. Met Fieke heb ik daar veel tijd aan besteed en de grootste angst van ons was natuurlijk dat Romkema, toch al bekend staand als een hele slechte betaler, zijn verplichtingen niet zou nakomen. Uiteindelijk kwam ik op het feilloze idee om een contract op te stellen zoals ik die ook voor mijn auto had: een huurkoopovereenkomst, dat wil zeggen dat pas na betaling van het laatste termijn, de auto definitief mijn eigendom werd. Bleef betaling tussentijds achterwege, dan had de financieringsmaatschappij het recht om de auto weg te halen.
Een goed concept vonden wij, om zo ook het paard te financieren. Het bleef dan ons eigendom tot de laatste betaling was gedaan en Romkema kon het paard normaal voor de lessen en verhuur gebruiken. Althans, zo lang hij op tijd betaalde!
Het contract ondertekenen heeft zeker drie weken geduurd, elke keer als hij naar het geld vroeg omdat de verpleegster ongeduldig werd, zei ik hem, dat hij het à la minute kon krijgen, maar dan moest hij wel eerst een handtekening onder het contract zetten. Uiteindelijk, met veel moeite en grote tegenzin, zette hij zuchtend zijn handtekening en ontving zijn geld.

Waar wij uiteindelijk zo bezorgd over waren gebeurde, Romkema betaalde niet! Een maand ging voorbij, twee maanden gingen voorbij en elke keer weer vertelde hij het geld net te hebben overgemaakt, een verkeerd gironummer te hebben gebruikt en meer van de gebruikelijke uitvluchten. Met hem onder vier ogen praten was onmogelijk, hij zorgde altijd wel dat hij met klanten bezig was of net even weg moest, kortom, na drie maanden op betaling te hebben gewacht besloot ik dat het tijd werd hem thuis maar eens op te zoeken. Zijn vrouw zou daarbij aanwezig zijn en ik hoopte dat zij goede invloed op hem zou hebben, maar nam toch voor alle zekerheid mijn schoonvader mee als getuige bij het gesprek. Dat verliep, zoals ik eigenlijk al had verwacht, niet prettig en toen ik uiteindelijk vertelde dat ik het paard weg zou halen als hij in gebreke bleef met betalen, dreigde hij dat ik wel ‘een heel flinke jongen’ moest zijn als mij dat zou lukken! Hiermee was de toon dus gezet, hij was helemaal niet van plan om te betalen!
Nu zat ik natuurlijk wel in een lastig parket, want je eigen spullen weghalen uit een andermans huis (of stal) is bij de wet verboden. Alleen als het paard zich op de openbare weg bevond zou ik het kunnen opeisen en dan ook nog afhankelijk of de bereider, die het paard op dat moment huurde, wilde meewerken.

Zo geronnen, zo gewonnen
De eerste poging op een kille mistige zaterdagmorgen mislukte. We moesten Fury op de weg krijgen en zowel mijn schoonvader als ik reden nooit op deze zwarte Fries. Fieke zat vol spanning uit te kijken wanneer wij met de paarden op de weg zouden komen, maar toen ze zag dat geen van ons beiden op Fury reed, werd de zaak afgeblazen.
Onze vrienden Ton en Hanneke, die ook al enige tijd bij Romkema reden, wilden wel helpen. Om geen verdenkingen op me te laden moest ik mijn verhouding met Romkema weer normaliseren en ging ik door met wekelijks, samen met mijn schoonvader, een paard te huren om een buitenrit te maken. Alleen, vanaf dat moment deed ik dat niet meer op zaterdag maar door de week ’s avonds omdat Ton en Hanneke dat zo gewend waren. Zo zochten wij aansluiting om Romkema te misleiden.
Weken gingen voorbij, mijn schoonvader en ik reden onze buitenritten en Romkema vermoedde niets, hij wist zelfs niet eens dat Ton en Hanneke vrienden van ons waren. Op een koude avond in december 1969 besloten wij om toe te slaan!

Het plan was als volgt, ik maakte een afspraak voor de donderdagavond om te rijden en vertelde dat mijn schoonvader verhinderd was. Op mijn vraag of er nog meer mensen die avond gingen rijden vertelde hij dat Ton en Hanneke (die altijd op Fury reed) ook een afspraak hadden gemaakt.
Fieke zou, volgens plan, een kilometer verderop in een chauffeurscafé op ons wachten en zodra we daar zouden zijn zou Hanneke het paard aan Fieke afstaan en met de auto naar De Meern rijden. Daarna zouden wij onze rit extra lang maken om tenslotte naar de stal terug te gaan.
Op de bewuste avond waren wij behoorlijk opgewonden, het was maar de vraag of het allemaal zou lukken. Romkema had al drie paarden klaar staan, maar… géén Fury. Kennelijk had hij toch een voorgevoel. “Nou” zei Hanneke, “breng dát paard maar weer naar binnen, ik ga alleen als ik op Fury mag rijden”. Na veel gemopper en onduidelijke argumenten haalde hij Fury uit de stal en zadelde het op, waarna wij langzaam, met de zenuwen in ons lijf, van het erf af reden. Nagestaard door Romkema die zelfs meeliep tot aan de weg. Op naar Fieke, die in het café in grote spanning zat uit te kijken of ze drie paarden zag aankomen.
Alles ging volgens plan, klokslag half negen ’s avonds nam Fieke Fury over van Hanneke en begon zij aan een lange tocht, via Overvecht (toen nog in aanbouw) naar de Douwe Egberts fabriek om daar de brug over de A2 over te steken en via binnenwegen naar De Meern te rijden. Een hachelijke, koude en donkere tocht, maar ze haalde het en werd warm ontvangen bij boer Arie van Veen, die natuurlijk op de hoogte was gebracht van onze wilde plannen.
Hanneke was inmiddels naar De Meern gereden met de auto en Ton en ik maakten onze rit, hoewel zo langzaam mogelijk om tijd te winnen, normaal af om uiteindelijk bij de stal aan te komen waar Romkema ons al ongeduldig stond op te wachten. “Ben je soms je vrouw onderweg verloren?” grapte Romkema nog naar Ton, maar ik antwoordde hem dat hij noch Fury, noch Hanneke ooit meer zou zien, precies zoals ik hem ‘als flinke jongen’ al voor had gewaarschuwd!
Hij was ziedend en liep met een lange zweep op ons af. Toen hij doorkreeg dat hij het tegen twee man niet kon winnen schreeuwde hij: “Ik haal de politie erbij…” en inderdaad liep hij weg om bij de benzinepomp de politie te waarschuwen.
Inmiddels waren Ton en ik naar het kantoortje gelopen en wachtten, samen met een snuivende Romkema die inmiddels weer boven was gekomen, tot de politie zou arriveren. In zijn hand hield hij zijn zweep vast terwijl hij voor de deur stond. We voelden ons verre van aangenaam.

Met twee man sterk stapten agenten de veel te kleine ruimte binnen en begonnen ons te vragen wat er nou precies aan de hand was. Ik vertelde in het kort de toedracht en vermeldde dat ik Romkema hiervoor al diverse malen schriftelijk en mondeling had gewaarschuwd en toonde hen de door Romkema ondertekende huurkoopovereenkomst. “Is dit uw handtekening?” vroeg een van de agenten aan de woedende Fries en hij moest dat beamen. “Het paard was op de openbare weg, de heer Karten is eigenaar van het paard tot u de laatste termijnbetaling heeft voldaan maar u heeft nog nooit iets betaald… klopt dat?” Stuurs gaf Romkema dat toe. “Maar het is wel mijn zadel en hoofdstel en dat is diefstal...” probeerde hij nog, maar dat werd door de slimme agenten meteen weggewimpeld. “De heren zullen wel zo verstandig zijn om uw zadel en hoofdstel nog vanavond terug te bezorgen”.
Eerlijk gezegd hadden wij dat helemaal over het hoofd gezien maar, attent gemaakt door deze waardevolle tip van de politie, hebben Ton en Hanneke de spullen op weg naar huis weer bij Romkema thuis afgeleverd.
En daarmee was de geschiedenis met Romkema verleden tijd en hebben we nooit meer iets van hem vernomen.

Bij boer Van Veen
Intussen zaten we wel met twee paarden, Flaconneur kostte ons weliswaar niets, maar voor Fury moesten wij vanaf nu de kost en de stalling betalen en dat viel best tegen.


Op zekere dag had Fieke het plan om haar ervaring met het geven van paardrijlessen om te zetten in privélessen, zodat Fury op z’n minst haar eigen kost kon verdienen. Een goede veearts-behandeling, een prettige stal en regelmatig voedsel hadden Fury goed gedaan, het was een schitterend, diepzwart glanzend paard met de karakteristieke lange golvende manen en benen met flossen.


We zetten een advertentie in het plaatselijke krantje en werden werkelijk overstelpt door mensen die zich aanmeldden als klant. En daarmee ontstond eigenlijk een nieuw probleem, we konden onmogelijk alle klanten lesgeven op één paard (Flaconneur was als draver niet geschikt)! Daarom wilde Fieke een eigen manege beginnen.
Al snel hadden wij met Arie van Veen afgesproken, dat we het voorterrein van zijn erf wilden gebruiken om les te geven in een omheinde en vooral droge manege. Dat was geen probleem, mits wij die zelf lieten aanleggen. Al met al stonden we voor een hele klus: de grond moest voorzien worden van een drainage, er moesten vrachtwagens zand worden gestort en de omheining moest behoorlijk stevig zijn.


Daarnaast moesten wij snel op zoek naar paarden en die vonden wij op diverse adressen. Bonate, Goldy, Koeshi, Gianti, Dingle etc deden hun intrede op Manege Oudenrijn, want zo hadden we ons nieuwe bezit gedoopt. Langzamerhand groeide de stal uit tot tien paarden.


Een hele investering uiteraard, maar door de steeds uitbreidende klantenkring, veelal door mondreclame, hoog nodig. We kochten een huisje van 2 x 2 m. waar de ruiters voor en na het rijden konden vertoeven; ook dat groeide snel uit zijn voegen en het gebeurde maar al te vaak dat klanten als haringen in een ton in dit hutje hun biertje dronken. En steeds weer kwamen er nieuwe klanten bij. Huisvrouwen en verpleegsters, agenten, winkeliers, directeuren, wetenschappers. Een gemêleerd gezelschap, ieder met zijn eigen wensen, ieder met voorkeur voor een eigen paard.


Manege Oudenrijn groeide, een grote nieuwe, niet in gebruik zijnde varkensschuur werd ingericht als binnenmanege, kort daarop werd er een kantine tegen de manege aangebouwd zodat de lessen door bezoekers gevolgd konden worden.


Maar… we hadden op geen enkele wijze meer een eigen leven. We wilden bijvoorbeeld graag zondag vrij zijn en met het gezin samen zijn, maar de klanten (veelal toch ook weer goede bekenden geworden) kwamen dan bij ons thuis en om dat tegen te gaan gingen we dus maar weer ook op zondag naar de manege. Voor de klanten was het een recreatieterrein geworden, dicht bij huis, waar het bier goedkoop was en de gezelligheid op topniveau.





Advertentie
Op een goede dag ontvingen wij ons maandelijkse paardenblad ‘De Hoefslag’ met in het hart een paginagrote advertentie: Begin een manege op Tenerife!
Zowel Fieke als ik keken elkaar aan en we wisten het eigenlijk wel zeker, daar gaan we op af. Ik schreef een brief om mijn interesse te tonen en niet lang erna kregen wij de uitnodiging om zelf maar eens op Tenerife te komen kijken.
En zo zou ons avontuur op Tenerife beginnen, een prachtig vulkaaneiland met subtropisch klimaat, groen in het noorden, dor in het zuiden met in het midden de hoogste berg van Spanje, de 3718 meter hoge vulkaan El Teide.

Geen opmerkingen: